Het recht van broers en zussen om samen op te groeien verankerd in de wet

Expertise

Publicatie

16 September 2022

Wanneer de leefwereld van kinderen plots overhoop wordt gehaald door bijvoorbeeld een relatiebreuk van hun ouders of de opstart van een traject binnen de jeugdhulpverlening, vormt de aanwezigheid van broers en zussen vaak de enige gekende houvast. Hoewel het voor velen vanzelfsprekend aanvoelt dat broers en zussen na zo’n ingrijpende verandering toch verder samen kunnen opgroeien, heeft het heel wat voeten in de aarde gehad alvorens dat principe ook effectief wettelijk verankerd werd. De wet van 20 mei 2021 (B.S. 19 juni 2021) biedt 20 jaar na het eerste wetsvoorstel erkenning aan die unieke band tussen broers en zussen.

De herkomst van de wet van 20 mei 2021

De inspiratie om het recht van broers en zussen om samen op te groeien uitdrukkelijk op te nemen in de wet haalde de Belgische wetgever ongetwijfeld uit de Franse Code Civil waarin dit principe  sedert 1997 neergeschreven staat. Wetende dat het aantal scheidingen, nieuw samengestelde gezinnen en het aantal kinderen binnen de jeugdhulpverlening jaar na jaar stelselmatig toeneemt, kon men niet langer ontkennen dat er dringend nood was aan een recht dat die bijzondere relatie tussen broers en zussen waarborgt. Reeds in 2001 werd een eerste wetsvoorstel in die zin geformuleerd, maar het duurde uiteindelijk nog 20 jaar alvorens het – na verscheidene aanpassingen én met steun van verschillende campagnes van kinderrechtenorganisaties – dan toch wet is geworden. Zo werd een nieuw hoofdstuk III ‘Broers en zussen’ aan het oud Burgerlijk Wetboek toegevoegd waarin de wettelijke principes rond het recht van broers en zussen om samen op te groeien is opgenomen.

De draagwijdte van de wet van 20 mei 2021  


De definitie van broers en zussen, meer dan een bloedband

De wet beperkt broers en zussen niet tot hun bloedband, maar stelt ook kinderen die samen binnen eenzelfde gezin worden opgevoed, en daardoor een bijzondere affectieve band met elkaar hebben ontwikkeld, hieraan gelijk. Dit heeft tot gevolg dat ook kinderen zonder enig juridisch- of bloedverwantschap, zoals een plusbroer of -zus, het recht hebben om na bijvoorbeeld de relatiebreuk van hun respectievelijke ouders persoonlijk contact te houden met elkaar indien zij een bijzondere affectieve band hebben opgebouwd. Er dient dus aan twee cumulatieve voorwaarden te zijn voldaan: 1) het dient het te gaan om kinderen die samen zijn opgegroeid = ‘het opvoedingscriterium’ en 2) deze kinderen moeten een bijzondere affectieve band met elkaar hebben opgebouwd = ‘het affectiviteitscriterium’.

De rol van het recht van samen opgroeien in verblijfs- en contactregelingen

Het recht van broers en zussen om samen op te groeien speelt een belangrijke rol in het kader van de organisatie van verblijfs- en contactregelingen na een relatiebreuk van de ouders alsook wanneer een minderjarig kind uit huis wordt geplaatst naar aanleiding van jeugdbeschermingsmaatregelen. Zo moet de familierechtbank voortaan bij een discussie tussen ouders omtrent de verblijfs- of contactregeling trachten om dezelfde regeling na te streven voor alle broers en zussen in dat gezin. Indien dat niet mogelijk zou zijn om een welbepaalde reden moet de familierechtbank uitdrukkelijk verduidelijken hoe de kinderen dan wel persoonlijk contact met elkaar kunnen onderhouden. In de situatie van een uithuisplaatsing zorgt de wet er dan weer voor dat broers en zussen in principe in dezelfde jeugdinstelling of hetzelfde pleeggezin worden geplaatst. Mocht een plaatsing in dezelfde jeugdinstelling of hetzelfde pleeggezin om welke reden dan ook onhaalbaar zijn, dan hebben de broers en zussen minstens het recht om persoonlijke contacten met elkaar te onderhouden tijdens de duur van de genomen maatregel.

Wat als de instandhouding van de relatie niet in het belang van het kind is?

De uitoefening van het recht om niet van elkaar gescheiden te worden of persoonlijk contact te onderhouden kan worden geweigerd indien men vaststelt dat dit niet in het belang van het kind zou zijn. Men mag immers niet blind zijn voor familiale situaties waarbinnen er sprake kan zijn van gedragsstoornissen, communicatieproblemen en mishandeling. Het komt namelijk meer dan eens voor dat kinderen die geplaatst worden in een jeugdvoorziening net nood hebben om (al dan niet tijdelijk) gescheiden te worden van hun broer of zus die kampt met een gedragsproblematiek die de ontwikkeling van dat kind beïnvloedt. Daarbij moet wel uitdrukkelijk worden onderschreven dat bovenstaande situatie niet tot gevolg heeft dat ook het recht om samen op te groeien ten opzichte van eventuele andere broers of zussen waarmee zich geen probleem stelt komt te vervallen. 

Het is dus steeds aan de familie- of jeugdrechter om concreet na te gaan wat de belangen van de kinderen zijn en of hun principieel recht om samen op te groeien daarmee verzoenbaar is, waarbij het hoorrecht van de minderjarige – waarover eerder deze maand reeds een bijdrage is verschenen – onder andere van cruciaal belang is om dit te kunnen beoordelen.

Uitzonderingen op het recht om niet van elkaar gescheiden te worden en persoonlijk contact te onderhouden

De wet van 20 mei 2021 voorziet in een expliciete uitzondering op het recht om samen op te groeien voor kinderen die worden geplaatst in een jeugdvoorziening als gevolg van het plegen van een jeugddelict. Dergelijke maatregel wordt immers niet enkel in het belang van het kind genomen, maar dient tegelijkertijd de bescherming van de gehele samenleving. Dit vormt dan ook meteen de rechtvaardiging, aangezien het uiteraard niet logisch is dat de broer of zus van de pleger van een jeugddelict mee geplaatst wordt in de jeugdvoorziening terwijl hij of zij geen strafbaar gedrag heeft gesteld. Echter dient te worden benadrukt dat in dergelijke situatie nog wel steeds het recht op persoonlijk contact tussen broers en zussen speelt en het geplaatste kind in dat geval van een bezoekrecht van zijn of haar broer of zus kan genieten.

Conclusie: een deels symbolische codificatie, maar wel één met een cruciale boodschap

Men kan stellen dat de wet van 20 mei 2021 louter een symbolische betekenis heeft, aangezien de rechtbanken al voor de invoering van deze wet broers en zussen samen konden laten opgroeien op basis van het gekende criterium dat anders oordelen strijdig zou zijn met de belangen van het kind. Deze wet roept dan ook louter een bijkomend criterium in het leven waarmee het bijzondere karakter van de relatie tussen broers en zussen en de speciale bescherming die deze band te allen tijde verdient, krachtig wordt onderlijnd.

Reyns Advocaten heeft een ruime expertise in zowel het familie- als het jeugdrecht en u kan dan ook steeds bij ons terecht met al uw vragen en bezorgdheden omtrent onder meer de verblijfsregeling van uw kinderen.