Wanneer kan de btw op een inkomende factuur worden in aftrek gebracht ? Artikel 45 §1, 1° van het btw-wetboek bepaalt : “Op de belasting die hij verschuldigd is, mag elke belastingplichtige in aftrek brengen, de belasting geheven van de aan hem geleverde goederen en verleende diensten, van de door hem ingevoerde goederen en de door hem verrichte intracommunautaire verwervingen van goederen, in de mate dat hij die goederen en diensten gebruikt voor het verrichten van … belaste handelingen.”
In de praktijk doet zich nogal eens een betwisting voor omtrent het verband dat moet bestaan tussen de inkomende en de uitgaande handeling om recht te hebben op aftrek van btw. Aan welke voorwaarden moet hiertoe zijn voldaan ?
Casus
Wij mochten een dergelijke betwisting voeren voor de fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
Aan een belastingplichtige was door de overheid een concessie verleend op de kade langs de Schelde in Temse. De concessie hield de toelating in om op lange termijn de kade te gebruiken, er een horecazaak op te richten en uit te baten en er parkeergelegenheid in te richten en uit te baten. Als voorwaarde om deze exploitaties te kunnen voeren, diende de belastingplichtige een wandelpromenade en een groenzone aan te leggen.
De uitbatingen van de horecazaak en van de parkings vormen met btw belaste handelingen. De wandelpromenade en de groenzone vormen delen van het openbaar domein die publiek toegankelijk zijn en worden op zich niet geëxploiteerd. De aanleg ervan vormde wel een noodzakelijke voorwaarde om de horecazaak en de parkings te mogen uitbaten.
De administratie was van oordeel dat de belastingplichtige recht op aftrek van btw had over de kosten met betrekking tot de horecazaak en de parkings, omdat de uitbating daarvan een met btw belaste handeling vormt. Zij verwierp de aftrek van de btw over de kosten met betrekking tot de wandelpromenade en de groenzone, omdat deze op zich niet werden uitgebaat en geen met btw belaste omzet opleverden. De belastingplichtige argumenteerde dat de kosten voor de wandelpromenade en de groenzone noodzakelijk waren om belaste omzet met de horecazaak en de parkings te kunnen genereren. Zonder de aanleg van de wandelpromenade en de groenzone werd hem niet toegelaten om de horecazaak en de parkings uit te baten. De kost van de wandelpromenade en van de groenzone was aldus noodzakelijk om met btw belaste handelingen te kunnen stellen met de horecazaak en de parkings.
Vonnis van 19 april 2023
De fiscale kamer van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent zet haarfijn de geldende regels uiteen, onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie en oordeelt dat er een voldoende verband bestaat tussen de inkomende handelingen met betrekking tot de wandelpromenade en de groenzone en de uitgaande, belaste handelingen met betrekking tot de horecazaak en de parkings, om de aftrek van de btw over de kosten met betrekking tot de wandelpromenade en de groenzone toe te staan.
De rechtbank wijst erop dat de aftrek van btw een fundamenteel beginsel uitmaakt, dat integrerend deel vormt van het btw-stelsel en een perfecte neutraliteit waarborgt. In principe dient een rechtstreeks en onmiddellijk verband te bestaan tussen een inkomende handeling in een eerdere fase en een uitgaande handeling in een latere fase. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de kost van de inkomende handeling uit de eerdere fase is opgenomen in de met btw belaste prijs van de latere uitgaande handeling. De belastingplichtige heeft ook recht op aftrek van de btw over zijn algemene kosten, die in de prijs van zijn uitgaande handelingen zijn opgenomen. Dergelijke kosten houden immers rechtstreeks en onmiddellijk verband met de gehele economische activiteit van de belastingplichtige. Onder verwijzing naar rechtspraak van het Hof van Justitie, motiveert de rechtbank dat de opname van de kost van een voorgaande inkomende handeling in de prijs van een latere, met btw belaste handeling, niet het enige criterium is om het noodzakelijke verband tussen inkomende en uitgaande handelingen te bewerkstelligen. Ook de objectieve inhoud en de noodzakelijkheid van de kosten kunnen dit verband vormen.
Deze principes toepassend op de aan de rechtbank voorgelegde zaak, stelt deze vast dat de concessie één geheel vormt en dat de kosten met betrekking tot de wandelpromenade en de groenzone een noodzakelijke voorwaarde vormen om belaste handelingen te kunnen stellen met betrekking tot de horecazaak en de parkings. De rechtbank besluit dat de objectieve inhoud van de activiteiten en de noodzakelijkheid van de kosten aantonen dat een objectief verband bestaat tussen de aanleg van de wandelpromenade en de groenzone met de met btw belaste activiteiten. De rechtbank staat aldus de volledige aftrek van btw toe.
Dergelijke fiscale betwistingen behoren tot de core-business van ons kantoor. Indien wij u daarin kunnen van dienst zijn, zijn wij graag ter beschikking.